Liefde in Brussel
“Je mag niet bij me weggaan. Ik wil vandaag nog bij je blijven.”
De tranen stonden in haar ogen. Ze keek me smekend aan. “Bitte,” zei ze in een uiterste poging. Ik smolt en durfde – wilde – geen nee zeggen. Maar ik kon ook mijn penvriendin niet teleurstellen. Door de krakende speakers vertelde de Franse conducteur dat we station Brussel binnenreden. “Ik weet het goed gemaakt. Ik bel straks Fiona en leg de situatie uit. Als zij er geen probleem mee heeft, dan brengen wij vandaag hier samen door.” Chantal pakte een zakdoek uit haar rugzak en snoot haar neus. De hele nacht had ze stralend in de treincoupe gezeten. Ik had haar alleen zien lachen en praten. De tranen en het verdriet nu deden me pijn. Ik hoopte van harte dat Fiona me zou begrijpen.
In 1979 plaatste ik een contactadvertentie in een striptijdschrift. Ik wilde graag penvrienden, bij voorkeur uit het buitenland. Alleen, ik sprak geen andere taal dan Nederlands, dus het buitenland bleef beperkt tot Vlaanderen.
Er reageerden vier stripliefhebbers, twee jongens en twee meisjes. We schreven elkaar brieven, ansichtkaarten en stuurden pasfoto’s. We deelden onze voorliefde voor voetbal en vergeleken Nederland en Vlaanderen. De correspondentie met de jongens verstomde, die met beide meiden ging onverminderd door. Die met Fiona werd zelfs intens. Op afstand maakten we elkaars pubertijd mee, we deelden geheimen zover we durfden. Maar we zagen elkaar nooit.
Acht jaar schrijven later deed zich een gelegenheid voor. Na een maand Interrailen door Europa ging ik alleen terug naar Nederland, met een tussenstop in Gent, de woonplaats van Fiona. Vier weken trekken met een vriend door Frankrijk, Italië en Griekenland waren voorbij gevlogen. We maakten veel mee, ontmoetten leuke mensen. En hoewel gewenst, vakantieliefdes beleefde ik niet. Tot in de trein van Parijs naar Brussel. Daar zat Chantal uit Duitsland. Ze was onderweg naar Rotterdam, naar haar vriend. We raakten aan de praat en bleven dat de hele nacht doen. ’s Morgens verlieten we samen de trein, op zoek naar een telefooncel.
Fiona toonde alle begrip. “Ahwel, heb een leuke dag in Brussel. Ik zie u vanavond in Gent wel verschijnen.” En een leuke dag werd het. Chantal en ik beleefden als een verliefd stelletje de Europese hoofdstad. Hand in hand liepen we door de straten, bespraken ons leven en zoenden waar we de gelegenheid hadden.
Aan het einde van de middag liepen we terug naar het station. Opnieuw vloeiden er tranen, maar gesmeekt werd er niet meer. Ik bracht Chantal naar de trein richting Keulen, haar vriend was ze vergeten. Op het perron omarmden we elkaar. Ze ‘waarschuwde’ me voor Fiona uit Gent. “Zij gaat verliefd op je worden. Echt waar.”
“Lieve Chantal”, reageerde ik. “Ik heb vier weken door Europa gereisd. Tientallen mensen ontmoet waaronder ook veel mooie vrouwen. Ik ben niet verliefd geworden, niemand is op mij verliefd geworden. Jij bent en blijft de mooiste ervaring van deze vakantie.”
Ze stapte in de trein, de deuren sloten zich en als in een film rende ik een stukje met haar mee toen de trein het station verliet. Ik zwaaide, zij zwaaide. Ik draaide me om en ging op zoek naar het perron voor de trein naar Gent.
Een paar dagen later lag er een ansichtkaart in Chantals brievenbus. Een foto van Gent. Met op de achterkant vier woorden: “Du hast Recht. Marcel”
Geef een reactie